Vorige week was ik bij mijn dochter. Zij had me gevraagd of ik wilde meewerken aan een interview, een opdracht van haar en een aantal studiegenoten voor de minor psychologie. Het interview zou gaan over mijn ervaring met het hebben van kinderen met een beperking of stoornis. Ik vind die laatste woorden overigens akelig. Voor mij gaat het niet over een stoornis of beperking, maar een andere manier van ‘zijn’, permanent dan wel tijdelijk. De vragen gingen over mijn beleving van die periode.
Overleven
Het bleken niet eens eenvoudige vragen. Dit kwam mede omdat het hebben van een kind met autisme en een kind met een eetstoornis niet te vergelijken is. Ik herinner me de periode van de eetstoornis met name als overleven, ik functioneerde op de automatische piloot, waardoor ik veel ben vergeten. Uiteindelijk kwamen er wel wat dingen boven en had zij genoeg informatie voor haar opdracht. Als vanzelf gingen we erna door met herinneringen ophalen.
Weet je nog?
Eén van de herinneringen ging over haar lichaamsbeeld van destijds. “Weet je nog?” Die zin is heel wat keren uitgesproken die avond. Tijdens de MGDB (meer gezins dagbehandeling) kwamen er twee oefeningen aan bod om te checken of het lichaamsbeeld klopt. “Weet je nog dat jij je lichaam moest tekenen op een rol papier? En dat je erna op een ander stuk papier moest gaan liggen en dat ik jouw lichaam moest overtrekken? Weet je nog hoe boos je was omdat je dacht dat ik ‘vals’ had gespeeld?”
Het lichaamsbeeld klopt niet met de werkelijkheid
Uiteraard had ik niet vals gespeeld. Iemand met een eetstoornis voelt en ziet zich dikker dan hij of zij daadwerkelijk is. Het lichaamsbeeld klopt niet met de werkelijkheid. Ik kon me er destijds weinig bij voorstellen. Dat veranderde een tijdje later.
Dat scheve lichaamsbeeld, een van de oorzaken van ondervoeding, was een regelmatig terugkerend onderwerp tijdens de MGDB. Na de ‘overtrekoefening’ volgde de ‘touwtjesoefening’. Er zijn drie touwen. Die leg je om de beurt in een cirkel op de grond. Met het eerste touw geef je aan wat je denkt dat de omvang van je taille is. Met het tweede touw geef je aan wat je gewenste omvang is. En met het derde touw meet je daadwerkelijk je taille-omvang.
Een van de meiden wilde de oefening graag doen voor de groep. Ik weet nog dat ik ademloos toekeek. De eerste twee touwtjes werden neergelegd. Ik vergeet nooit meer de reactie van het betreffende meisje nadat ze het derde touw had neergelegd. Ongeloof, verbazing en verwarring waren van haar gezicht af te lezen. “Dit kan toch niet waar zijn?” was alles dat ze kon uitbrengen. De hele groep was er stil van.
Je brein houd je voor de gek als je ondervoed bent
Ook ik was er stil van. Voor mij als moeder was deze oefening zeer leerzaam. Ik had het voor mijn ogen zien gebeuren: je eigen brein houd je voor de gek als je ondervoed bent. Voor heen snapte ik niet hoe het kon dat mijn dochter iets anders in de spiegel zag dan ik. En dan wuifde ik haar gevoel en ’gezeur’ weg. Ik nam me vanuit de grond van mijn hart voor haar en haar gevoelens vanaf nu serieuzer te nemen. Waarbij ik haar wél bleef vertellen dat wat zij zag niet klopte met de werkelijkheid.
In haar herstelperiode was er tijdens therapie ook aandacht voor het lichaamsbeeld. Langzaam maar zeker werd dat meer kloppend. Ik ben blij dat ik getuige mocht zijn van deze oefening. Weer een stuk meer inzicht in dit complexe, moeilijk te bevatten ziektebeeld.
Dit delen:
- Klik om op LinkedIn te delen (Wordt in een nieuw venster geopend) LinkedIn
- Klik om te delen op Facebook (Wordt in een nieuw venster geopend) Facebook
- Klik om te delen op X (Wordt in een nieuw venster geopend) X
- Klik om dit te e-mailen naar een vriend (Wordt in een nieuw venster geopend) E-mail
- Klik om af te drukken (Wordt in een nieuw venster geopend) Print






